19 maart 2010. Het is frappant hoezeer mijn grootvader voorin de twintigste eeuw tot dezelfde fundamenten voor zijn levensopvatting kwam als ik twee generaties later. Dat besefte ik pas ver na zijn dood toen ik zijn opstellen onder ogen kreeg. Liefde, openbaring en wonderen verbond mijn opa met een pleidooi voor eigen oordeelsvorming. Geen geloof meer louter op grond van gezag, maar wetenschap als toetssteen en de mogelijkheid inzichten in het dagelijkse leven te kunnen gebruiken. Voor mij leidde de antroposofie tot in wezen dezelfde overtuigingen.
Mijn opa heb ik meegemaakt tot ik ongeveer zes jaar was. Hij was een aimabele man, die graag een gulden of zelfs rijksdaalder op een wondje legde als je daarmee thuiskwam. Hij speelde Bach en kerkgezangen op het harmonium. Vijf en twintig jaar was hij als gemeentesecretaris een van de bekende persoonlijkheden in Zwijndrecht, het tuindersdorp waar mijn vader opgroeide, dat in mijn kinderjaren veranderde in een overloopgebied voor op Rotterdam georiënteerde forensen. Ik voelde mij zeer aangetrokken tot mijn opa zonder dat ik wist waarom. In de nalatenschap van mijn vader ontdekte ik later zijn gedichten, gelegenheidsverzen en afleveringen van zijn column “Brief uit Holland”, vermoedelijk uit “Nieuws van de week”, dat in Nederlands Indië (nu Indonesië) verscheen. Hij schreef eveneens in het blad voor gereformeerde gemeentesecretarissen.
Ik trof ook twee lezingen “Over het Christendom” aan, die hij vermoedelijk in de jaren dertig in Dordrecht gaf. De ontdekking dat mijn opa zich in zijn leven bezig heeft gehouden met dezelfde fundamentele vragen als ik ontroerde mij. Opgegroeid in een ongelovig milieu in Drachten werd hij in een christelijke studentenvereniging met het christendom geconfronteerd. Na Nietzsche en Freud bestudeerd te hebben, verdiepte hij zich toen in het christendom. Tot zijn verrassing vond hij hier antwoorden op vele vragen. In de kern vormde hij zich zo de volgende visie.
Alleen door een werkelijk belangeloze toewijding aan een onderwerp, dat wil zeggen door christelijke liefde, geeft de natuur haar geheimen prijs. De natuurwetenschap in West-Europa is geboren toen de menselijke geest genoeg geschoold was in de oefeningen van de Middeleeuwse theologie. Sinds Descartes nemen wij de waarheid echter niet meer op gezag aan, maar alleen als zij ons als zodanig blijkt. Descartes kwam op tegen de denkmethode van de scholastische theologie, die volgens de methode van het gezag redeneerde. De autoriteiten die deze methode volgde waren Aristoteles en de Bijbel. Volgens mijn opa kwam Descartes’ protest tegen de gezagsmethode juist voort uit een christelijke waarheidsdrang. Descartes ging volgens hem te ver door het geloof aan het eigen oordeel en aan de zintuiglijke waarneming als onverenigbaar met het geloof op gezag voor te stellen. Want, aldus mijn opa, op de zuivere waarneming geeft de natuur haar geheimen niet prijs. Men moet zijn object liefhebben. Ook in de internationale politiek kan vrede alleen tot stand komen als men bereid is zijn vijanden lief te hebben. Wie liefheeft, ziet de feiten heel anders. Begaafdheid voor een vak wil zeggen de gave om dat vak te kunnen liefhebben. Het begrip wordt ons gegeven door “ingevingen”. Die noemt het christendom ingevingen van de Heilige Geest. God zendt de Heilige Geest als een bode van inzicht. Ook via Christus komt die boodschap tot ons. Gezag en oordeel lossen zich op in een overkoepelende openbaring. De openbaring is in wezen een bovenwetenschappelijk wonder.
Op mijn levensweg ben ik onder andere bij de antroposofie uitgekomen. Die geeft mij in wezen dezelfde antwoorden als het christendom aan mijn opa. In de door de antroposofie gehanteerde fenomenologische methode probeert men objecten met liefde waar te nemen en vooroordelen los te laten. Volgens de antroposofie komen wij door ingevingen of intuïties tot inzichten. Door spirituele scholing kan men verbinding krijgen met de bovenzinnelijke wereld. En inzicht in de bovenzinnelijke wereld maakt een wereldbeeld pas compleet.
Postuum voel ik mij weer verbonden met mijn opa. Ik ben hem er dankbaar voor, dat ik door zijn opstellen nog mee kan kijken in zijn wereld. Ik vermoed dat wij, als ik hem als volwassene nog had kunnen ontmoeten, vele interessante gesprekken zouden hebben gehad. Zou ik dat als klein kind al hebben aangevoeld?
mooi, Feiko !
Dank je. Dit bericht had eerder op mijn site gestaan, maar was er weer vanaf geraakt. Ik heb dierbare herinneringen aan mijn opa.