Bas Heijne schrijft dit weekend in de NRC over de twee gezichten van de politiek: naar buiten de idealen, de vergezichten. Dan het andere, verborgen gezicht: het gevecht om de macht, de strategie, het politieke spel. In mijn vorige blog schreef ik over de idealen en het grote verhaal van Adriaanse, nu over het gevecht om de macht.
In het presidium heeft Henk Adriaanse nader toegelicht hoe hij tot zijn coup is gekomen. Ter herinnering: met een Motie van Wantrouwen bracht hij op 10 maart het college ten val, inclusief zijn eigen CDA wethouder. Na de brief van 3 maart waarin van het college meedeelde dat het Medisch Centrum Alkmaar voor Heerhugowaard had gekozen als locatie voor haar nieuwbouw, kreeg Henk vele mailtjes. Verhuizing van het ziekenhuis was slecht voor de economie van de stad, het college maakte een slechte beurt, dat was de boodschap. Hij besloot een daad te stellen. Hij stapte naar de oppositie om het college te laten vallen. Omdat hij bang was dat zijn coup zou mislukken als hij open kaart speelde, zo vertelde Henk, loog hij op de vraag van zijn coalitiepartners of hij van plan was een motie van wantrouwen te steunen of in te dienen.
Dat is nogal wat. Liegen kan een politieke doodzonde zijn. Door zo te handelen maakte hij zich een onbetrouwbare partner. Hij kon ervan uitgaan dat de coalitiepartijen PvdA GL en D66 hem in de toekomst niet meer als een aantrekkelijke partner zouden zien. Hij gooide hiermee immers de resultaten van een jaar samenwerken in de coalitie zonder geldige opgaaf van redenen in de prullenbak. Op deze manier en ook op geen enkele andere manier kon hij het MCA behouden voor de stad, daarvoor deed hij het niet. Als het werkelijk zou zijn gegaan om het MCA en om de stad, zou het CDA zelfstandig uit het college hebben kunnen stappen. Zo zou de partij verantwoording afgelegd voor de mislukte pogingen van het college, inclusief de CDA, om het ziekenhuis te behouden. Dat zou een eerlijk gebaar van betekenis zijn geweest. Maar daar koos hij niet voor. Het belangrijkste voor Henk was kennelijk door te kunnen gaan als collegepartij. Voorafgaand aan zijn publieke afkeuring van het oude college wilde hij weten dat zijn partij gewoon terug kon komen in het nieuwe college. Dat was niet omdat dat beter was voor de stad, dat was omdat dat beter was voor het CDA. Dat was niet de erkenning van mede-verantwoordelijkheid, dat was het ontkennen van verantwoordelijkheid. Dat was het stellen van partijbelang boven het stadsbelang.
Als een minister liegt tegen het parlement, wordt dat doorgaans gezien als een politieke doodzonde. Waarom zou dat eigenlijk niet gelden voor het liegen tegen je coalitiepartners?