3 blogs over sociale driegeleding jan/feb 2014 op /feikovanderveen.wordpress.com/ bijgewerkt dec 2017
Kunnen we onze zieke economie gezond maken?
Sociale driegeleding blog 1
De voortsudderende financiële crisis, en de niet opgeloste ecologische crisis die we daarvoor al hadden, laten zien dat het huidige politieke bestel hier niet tegen opgewassen is. De zieke economie leidt tot politieke polarisatie. Het politieke midden kalft af. Oplossingen die een duurzame meerderheid weten te bereiken zijn niet in zicht. Het vertrouwen in de politiek neemt zienderogen af. Het inzicht dat de hele samenleving ongezond is neemt toe. Maar zicht op een oplossing is in de openbare discussie ver te zoeken. Hoe diep moeten we graven om een oplossing te zien? Ik ging “herbronnen” bij literatuur over de sociale driegeleding, de gezonde maatschappij zoals Rudolf Steiner die voor ogen had. Hij pleit niet voor het afschaffen van het kapitalisme. Maar voor het beperken van de rol die het kapitaal mag spelen. Waar de beschikking over kapitaal nuttig is voor de mensheid moet dit de ruimte krijgen. Waar het eigendom van kapitaal onsociaal uitpakt, moet het zijn rechten verliezen. Ik kwam tot de conclusie dat in de driegeleding oplossingen te vinden zijn. Maar ik weet dat vervolgens ook de wil om de noodzakelijke stappen te zetten cruciaal zal zijn. Ik schrijf drie blogs hierover, waarvan dit de eerste is.
Kapitaal zou volgens de gedachte van de sociale driegeleding niet verhandelbaar meer moeten zijn. Niemand zou het mogen bezitten. Maar investeringsgeld is wel nodig voor de industriële productie van goederen. Bekwame ondernemers zouden de beschikking moeten kunnen krijgen over voldoende kapitaal om de productie van gewenste goederen te kunnen realiseren. De beoordeling van hun bekwaamheid gebeurt onafhankelijk, vanuit het geestesleven. Dat is zelf ook geen eigenaar van het kapitaal. Dat komt bijvoorbeeld uit spaargeld, dat burgers tegen rente ter beschikking willen stellen. Het zo te investeren kapitaal wordt met rente terugbetaald uit de opbrengst. Evenals het salaris van de arbeiders en de ondernemer. Die hebben dan beide hun beloning gehad, evenals de verschaffer van het geleende kapitaal. Het kapitaal heeft zijn noodzakelijke, nuttige functie vervuld. Handel in kapitaal, bijvoorbeeld in aandelen, is niet meer nodig. En juist daar ligt een voorname oorzaak van veel maatschappelijk problemen, zoals de financiële crisis: de afhankelijkheid van kapitaalbezitters die als enig doel hebben: het maken van zoveel mogelijk winst en het vergroten van hun kapitaal. Als kapitaal gewoon direct van burgers komt, via daarvoor aangewezen instellingen wordt ingezet voor een nuttig doel en weer naar de burgers terugvloeit, kan voorkomen worden dat het ontwrichtend werkt. Banken met een andere opzet dan we nu kennen zouden hier een faciliterende rol in kunnen vervullen. Het rechtstelsel in een land moet voorkomen dat kapitaalverschaffers ontwrichtende macht kunnen uitoefenen. Door kapitaalverschaffing en kapitaalgebruik te scheiden kunnen bekwame ondernemers kapitaal gebruiken en benutten. Los daarvan worden verleners van kapitaal beloond met een redelijke rente. Maar niet meer met aandelen of andere eigendomsvormen van ondernemingen.
Steiner plaatst de economie binnen een samenleving met drie zelfstandige geledingen: het geestesleven, het rechtsleven en het economisch leven. De eenheidsstaat, die nu in theorie de baas van alles is, maar in de praktijk afhankelijk van ondermeer de huidige, vaak louter winstgedreven kapitalisten, wordt als centrum van het geheel vervangen door drie onafhankelijke, maar op samenwerking aangewezen bestuurlijke centra. Het staatsbestuur verzorgt het gebied van het recht. Dat krijgt uitsluitend nog de taak op democratische wijze wetten vast te stellen. Het bestuur van het vrij geworden geestesleven verzorgt de behoefte aan ontwikkeling van mensen en hoe dat ten goede kan komen aan de maatschappij als geheel. Zoals het leren van vaardigheden en het opdoen van inzichten. Het is het gebied van onderwijs, cultuur, religie. Ook dus van vakbekwaamheid van arbeiders en ondernemers. Het economisch bestuur verzorgt alleen de productie, handel en consumptie van waren. De economie moet in dienst staan van de samenleving als geheel. Zij is nuttig als zij zich wijdt aan gewenste productie en consumptie van waren en de handel die daarvoor nodig is. Als zij zoals nu buiten haar oevers treedt en kapitaal, arbeid en grond binnen haar invloedssfeer trekt, krijgen we een ongezonde situatie. Mijn volgende blog werkt die gedachte verder uit.
Gezonde economie beperkt zich tot productie, consumptie en handel
Sociale driegeleding blog 2
Wat is een gezonde economie? Dit is mijn tweede blog over de sociale driegeleding, oftewel de gezonde samenleving zoals Rudolf Steiner die voor zich zag. Het economisch leven is een van de drie geledingen. De andere zijn het rechtsleven en het geestesleven. Volgens de sociale driegeleding beperkt de economie zich in een gezonde samenleving tot zuiver economische taken, waarvan de kern is het efficiënt vervaardigen van goederen. Alle zaken die in feite rechten zijn, zoals recht op het gebruik van grond, of recht op kapitaal om mee te ondernemen, dienen ook door het rechtsleven geregeld te worden. In de huidige economie zijn deze zaken ten onrechte door de economie opgezogen en koopwaar geworden. Het geestesleven krijgt de taak om te beoordelen wie de beste bekwaamheden heeft om leiding te geven aan een bedrijf.
In de sociale driegeleding houdt de economie volgens Rudolf Steiner zich alleen bezig met de warenproductie, warenconsumptie en warencirculatie (handel). Via overleg in zogenaamde associaties werken alle betrokkenen in de keten samen. Grond, kapitaal en arbeid maken geen deel uit van de economie in een gezonde samenleving. Je kunt deze productiefactoren niet meer bezitten en er mag niet meer in gehandeld worden. Wie leiding mag geven aan een bedrijf wordt door organen van het geestelijk leven bepaald op basis van regels die door het rechtsleven zijn vastgesteld. Daarover schreef ik al in mijn vorige blog. Ook arbeid mag geen koopwaar zijn. Alleen het resultaat van arbeid kan verkocht worden. Als iemand elke week 40 uur van mijn tijd ‘koopt’ en gedurende die tijd mijn ‘baas’ is, ben ik eigenlijk een soort slaaf. Dat is mensonwaardig. De mensen die bij een bedrijf werken, kunnen wel onderling regelen wie recht heeft op welk deel van de opbrengst. Daarmee worden hun economische prestaties beloond. Het rechtsleven regelt ook de mate van arbeid die mensen te verrichten hebben. Bijvoorbeeld door een maximale arbeidstijd voor mensen in loondienst vast te stellen en daar de belastingen ook op af te stemmen. Zo kan bijvoorbeeld werkloosheid bestreden worden, door de arbeidstijd te verkorten. Of inkomen herverdeeld worden door zeer hoge salarissen sterk progressief te belasten. Arbeid en inkomen worden zo eerlijk verdeeld. Dat zou op dit moment een groot sociale probleem wegnemen: de dreiging dat mensen door werkloosheid hun baan en inkomen kwijt raken. Bedrijven zouden zich eenvoudig moeten houden aan de rechtvaardige herverdeling van rechten die de staat op deze wijze vaststelt.
Ook grond is geen handelswaar in de driegelede samenleving. Het is geen waar. Het is nooit door mensen geproduceerd. Grond zou, net als kapitaal, op basis van rechtsregels moeten worden toegewezen door instellingen van het geestesleven aan degenen die het nodig hebben en/of ten nutte van de gemeenschap kunnen aanwenden. Wanneer grond verhandeld wordt, leidt dat tot prijsverhogingen, waar geen economische waardevorming tegenover staat. Zo moet een projectontwikkelaar, maar ook een boer de kosten die hij heeft voor pacht of aankoop van grond doorberekenen aan zijn afnemers. Zo onderhouden wij met ons allen de grondeigenaren en speculanten, die als zodanig niets bijdragen aan de economie.
Alleen productie en circulatie van waren is waardevormend in de economie. Arbeiders en ondernemers werken (uit de natuur gedolven) grondstof om tot een waardevol product. Zo scheppen zij economische waarde. Tegenover grondbezit en kapitaalbezit als zodanig staat geen nuttige arbeid. Als zij betaald moeten worden is dat verstorend voor een gezonde economie. Daarom moet inzet van grond en kapitaal buiten de economische invloedssfeer geplaatst worden.
Het gevolg van het beperken van de macht van kapitaalbezitters is, dat de economie niet meer per se hoeft te groeien. Als de democratische rechtsstaat daartoe beslist, kunnen de mensen meer recht op vrije tijd krijgen. Dat schept ruimte voor bijvoorbeeld deelname aan het vrije geestesleven. De economie krijgt zo de juiste plek binnen het geheel van de samenleving, namelijk waar hij nuttig is. De economie krijgt niet meer te veel ruimte, zoals nu, maar ook niet te weinig. Zij heeft als enige taak binnen de haar gegeven grenzen te zorgen voor het produceren, consumeren en verhandelen van goederen waar behoefte aan is. De toewijzing van kapitaal aan ondernemers op grond van bekwaamheid is een taak van het geestesleven. Het geestesleven zelf wordt betaald met schenkingen. De financiële dynamiek daarvoor kan ontstaan door geld bijvoorbeeld een vervaldatum te geven. Hoe dat werkt is onderwerp van mijn volgende blog over de kringloop van het geld.
Kringloopeconomie van natuur naar koopgeld, leengeld en schenkgeld
Sociale driegeleding blog 3
In een gezonde samenleving zou geld een vervaldatum moeten krijgen, moeten ‘sterven’. Rudolf Steiner heeft in een cursus voor economiestudenten dit idee verder uitgewekt. In deze derde blog over sociale driegeleding bespreek ik hoe het geld zo in een kringloop terecht komt.
Met koopgeld en leengeld zijn wij in onze economie al vertrouwd. Met ‘koopgeld’ kopen we goederen waaraan we behoefte hebben. Het staat voor de reële economische waarde die ontstaat bij de productie van waren. Door middel van koopgeld kunnen waren tegen geld en indirect tegen elkaar geruild worden. ‘Leengeld’ ontstaat als mensen willen afzien van consumptie en bereid zijn te sparen. Dit geld kan uitgeleend worden aan ondernemingen, die er productiemiddelen mee aanschaffen. Om uitlenen aantrekkelijk te maken, wordt rente in het vooruitzicht gesteld. Als er te weinig van dit zogenaamde ‘leengeld‘ beschikbaar komt, zal de rente worden verhoogd. Leengeld is overtollig koopgeld.
Daarnaast is voor de instandhouding van de economie zogenaamd ‘schenkgeld’ nodig. Hiermee gaat op een bewuste, systematische manier het geestesleven betaald worden. Geestesleven bestaat uit o.a. onderwijs, opvoeding, wetenschap, gezondheidszorg, cultuur en religie. Zonder een gezond geestesleven kan de economie op de langere termijn niet blijven draaien. Zo is er bijvoorbeeld een continue instroom nodig van jongeren die gaan werken. Zij moeten goed zijn opgevoed en opgeleid. En zo is bijvoorbeeld wetenschappelijke onderzoek nodig voor innovatie. Het geestesleven levert geen direct economische producten met een objectief meetbare waarde. Elke nieuwe poging bijvoorbeeld om de kosten van ziekenhuisproducten vast te stellen loopt vast. Ook bijvoorbeeld het controleren van zorg- of onderwijsprestaties via meetbare criteria blijkt telkens ondoenlijk. Bovendien is het frustrerend voor de leraren en zorgverleners. Vaak ervaren zij het als tijdverspilling. In de driegelede samenleving is het geestesleven vrij en bestuurt zichzelf. Vakbekwame werkers in het geestesleven krijgen – op basis van getoonde resultaten – vrijheid en vertrouwen om zelf hun werk in te richten. Het toezicht op de kwaliteit van hun werk gebeurt onder leiding van het bestuur van het geestesleven. Om te kunnen leven hebben zij echter wel geld nodig. Dat zou op deze basis moeten worden gegeven. Dit is nu het ‘schenkgeld’. Het schenken van dit geld is grotendeels indirect economisch nuttig. De economie krijgt er gemotiveerde en bekwame werkers en ondernemers met nieuwe ideeën voor terug. Als er te weinig schenkgeld naar het geestesleven gaat, schaadt dat de economie. In een gezonde economische cyclus zou het geld bij het schenken moeten ‘sterven’. Het zou zijn waarde als betaalmiddel moeten verliezen. Nieuw geld kan weer ontstaan bij de productie van waren. In de consumptie wordt deze waarde weer vernietigd. Daarom is het logisch dat geld ook een beperkte levensduur krijgt. De kunst is om de kringloop van het geld hierdoor evenwichtig en sluitend te maken. Zie onderstaande tekening.
Schenkgeld is eigenlijk overtollig leengeld. Wat gebeurt er als de overgang van overtollig leengeld naar schenkgeld niet goed geregeld wordt? In de huidige economie sterft het geld niet. Het overtollige leengeld zoekt een belegging. Dat overtollige geld kan nu bijvoorbeeld in de grondmarkt of de daarmee samenhangende onroerendgoedmarkt stromen. Ook kan het nu belegd worden in allerlei afgeleide financiële producten, waar eveneens geen reële productie tegenover staat, zoals derivaten, opties enz. In de bankencrisis is dat desastreus uitgepakt. Als in het huidige stelsel een bank bijvoorbeeld een hypotheek verstrekt, mag deze bank hiervoor geld scheppen ´uit het niets´ als een schuld van de lener aan de bank. Zo gaat het dan niet meer. Geld wordt niet meer als schuld geschapen. Nadat geld zijn functie als leengeld heeft gehad, moet het zelfs geschonken worden. Daarna dient het zijn waarde te verliezen. Voordat het zich kan ophopen in speculatie met grond, onroerend goed, allerlei financiële producten enzovoort. Door te schuiven met de vervaldatum van nieuw geld, kan dit proces in banen geleid worden. Naarmate de vervaldatum dichterbij komt wordt het minder waardevol. In een gezonde economie zouden zogenaamde associaties, overlegorganen van producenten, consumenten en handelaren, die in de hele economische keten samenwerken, waarnemen of de kringloop gezond is. Zij bepalen ook de juiste prijs van producten. Het economisch bestuur kan wanneer er teveel geld of te weinig geld is nieuw geld scheppen om de productie van nieuwe, reële economische waarde mogelijk te maken als dat gewenst is.
In een gezonde economische kringloop hoort ook een gezonde natuur. Het staat als grondstof aan het begin van elke productie van goederen. Gezien de huidige overbelasting van de draagkracht van de aarde, moet het gehele productieproces worden herijkt. Vanaf het ontwerp van een product dient uitgangspunt te zijn dat de afvalstoffen of hergebruikt kunnen worden of biologisch afbreekbaar te zijn. Zolang we dat nog niet op orde hebben, zou mijns inziens de schade die door industriële productie aangericht wordt aan de natuur gecompenseerd moeten worden door verwerking van de herstelkosten van deze schade in de productprijzen. Zo kan ook uitputting van grondstoffen voorkomen worden.
Literatuur: Rudolf Steiner, De kernpunten van het sociale vraagstuk; John Hogervorst: Op weg naar een gezonde economie: een inleiding; Arjen Nijeboer, Vrijheid, gelijkheid, broederschap; Rudolf Steiner, Nationalökonomische Kurs; Evelien Tonkens, Mondige burgers, getemde professionals.
3 reacties Voeg uw reactie toe