gezonde economie en driegeleding blog 3, zie hieronder voor blog 2 en 1
In een gezonde samenleving zou geld een vervaldatum moeten krijgen, moeten ‘sterven’. Rudolf Steiner heeft in een cursus voor economiestudenten dit idee verder uitgewekt. In deze derde blog over sociale driegeleding bespreek ik hoe het geld zo in een kringloop terecht komt.
Met koopgeld en leengeld zijn wij in onze economie al vertrouwd. Met ‘koopgeld’ kopen we goederen waaraan we behoefte hebben. Het staat voor de reële economische waarde die ontstaat bij de productie van waren. Door middel van koopgeld kunnen waren tegen geld en indirect tegen elkaar geruild worden. ‘Leengeld’ ontstaat als mensen willen afzien van consumptie en bereid zijn te sparen. Dit geld kan uitgeleend worden aan ondernemingen, die er productiemiddelen mee aanschaffen. Om uitlenen aantrekkelijk te maken, wordt rente in het vooruitzicht gesteld. Als er te weinig van dit zogenaamde ‘leengeld‘ beschikbaar komt, zal de rente worden verhoogd. Leengeld is overtollig koopgeld.
Daarnaast is voor de instandhouding van de economie zogenaamd ‘schenkgeld’ nodig. Hiermee gaat op een bewuste, systematische manier het geestesleven betaald worden. Geestesleven bestaat uit o.a. onderwijs, opvoeding, wetenschap, gezondheidszorg, cultuur en religie. Zonder een gezond geestesleven kan de economie op de langere termijn niet blijven draaien. Zo is er bijvoorbeeld een continue instroom nodig van jongeren die gaan werken. Zij moeten goed zijn opgevoed en opgeleid. En zo is bijvoorbeeld wetenschappelijke onderzoek nodig voor innovatie. Het geestesleven levert geen direct economische producten met een objectief meetbare waarde. Elke nieuwe poging bijvoorbeeld om de kosten van ziekenhuisproducten vast te stellen loopt vast. Ook bijvoorbeeld het controleren van zorg- of onderwijsprestaties via meetbare criteria blijkt telkens ondoenlijk. Bovendien is het frustrerend voor de leraren en zorgverleners. Vaak ervaren zij het als tijdverspilling. In de driegelede samenleving is het geestesleven vrij en bestuurt zichzelf. Vakbekwame werkers in het geestesleven krijgen – op basis van getoonde resultaten – vrijheid en vertrouwen om zelf hun kwaliteit te controleren. Om te kunnen leven hebben zij echter wel geld nodig. Dat zou op deze basis moeten worden gegeven. Dit is nu het ‘schenkgeld’. Het schenken van dit geld is grotendeels indirect economisch nuttig. De economie krijgt er gemotiveerde en bekwame werkers en ondernemers met nieuwe ideeën voor terug. In een gezonde economische cyclus zou het geld bij het schenken moeten ‘sterven’. Het zou zijn waarde als betaalmiddel moeten verliezen. Nieuw geld kan weer ontstaan bij de productie van waren. In de consumptie wordt deze waarde weer vernietigd. Daarom is het logisch dat geld ook een beperkte levensduur heeft. De kunst is om de kringloop van het geld hierdoor sluitend te maken. Zie onderstaande tekening.
Schenkgeld is eigenlijk overtollig leengeld. Wat gebeurt er als de overgang van overtollig leengeld naar schenkgeld niet goed geregeld wordt? In de huidige economie sterft het geld niet. Het overtollige leengeld zoekt een belegging. Dat overtollige geld kan nu bijvoorbeeld in de grondmarkt of de daarmee samenhangende onroerendgoedmarkt stromen. Ook kan het nu belegd worden in allerlei afgeleide financiële producten, waar eveneens geen reële productie tegenover staat, zoals derivaten, opties enz. In de bankencrisis zien we hoe desastreus dat uitgepakt. In een gezonde economie zouden zogenaamde associaties, overlegorganen van producenten, consumenten en handelaren, die in de hele economische keten samenwerken, waarnemen of de kringloop gezond is. Zij bepalen de juiste prijs van producten. Zij constateren ook wanneer er teveel geld is. Nadat geld zijn functie als leengeld heeft gehad, moet het geschonken worden. Voordat het zich kan ophopen in speculatie met grond, onroerend goed, allerlei financiële producten enzovoort. Daarna dient het zijn waarde te verliezen. Door te schuiven met de vervaldatum van nieuw geld, kan dit proces in banen geleid worden. Als in het huidige stelsel een bank bijvoorbeeld een hypotheek verstrekt, mag deze bank hiervoor geld scheppen ´uit het niets´. Zo gaat het dan niet meer. De associaties nemen waar of er nieuw geld geschapen dient te worden. Maar dan wel als tegenhanger van de productie, die nieuwe reële economische waarden schept.
In een gezonde economische kringloop hoort ook een gezonde natuur. Het staat als grondstof aan het begin van elke productie van goederen. Mijns inziens zou de schade die door industriële productie aangericht wordt aan de natuur gecompenseerd moeten worden door verwerking van de herstelkosten van deze schade in de productprijzen. Zo kan ook uitputting van grondstoffen voorkomen worden. Eigenlijk loopt de kringloop zo bezien van natuur tot natuur. Zie nogmaals bovenstaande tekening.
Literatuur: Rudolf Steiner, Nationalökonomische Kurs; Evelien Tonkens, Mondige burgers, getemde professionals.
Feiko,
Je schrijft aan het einde van de derde alinea: “Zie onderstaande tekening.”
Waar kan ik die tekening vinden?
Hoi Josco,
De tekening was inderdaad niet overgenomen bij publicatie. Nu staat hij er wel. Een echte Kringloop, waar toch echt wel heel veel in past!
groet, Feiko